Kwadenoord 1

Geschiedenis van het landgoed Quadenoord

Het landgoed kenmerkt zich door de typische voorbeelden van heideontginningen uit de jaren 1930. Het dennenboswordt geleidelijk gevarieerder door loofbomen die zich spontaan ontwikkelen. Daarnaast ontspringt het Renkums beekdal op het landgoed. Het landgoed herbergt diverse sprengen die de Molenbeek (Renkum), Oliemolenbeek en Halveradsbeek voeden met kwelwater. Op het landgoed is nog de enige van ooit vele watermolens in het beekdal behouden gebleven. Het open beekdal met de weilanden geeft het landgoed een afwisselend landschap. Doordat het landgoed is opgesteld voor recreanten wordt het gebied ook druk bezocht door wandelaars, ruiters en mountainbikers.

Geschiedenis

Uit de grafheuvels van de Klokbekercultuur op het landgoed blijkt dat er vanaf circa 1500 v. Chr. bewoning plaatsvindt in de streek.

De herkomst van de naam Quadenoord is onduidelijk. Enerzijds kan het afkomstig zijn van ‘Kwadenoord’, als zijnde een dodenmoeras waarin misdadigers werden gegooid. Voor de Romeinen was dit een bekende manier om misdadigers te bestraffen. Anderzijds zou de naam afkomstig zijn van een oude volksstam die vijandig was tegen de Romeinen. De aanwezigheid van de Romeinen in de nabijheid van het landgoed blijkt uit de vondst van Romeins aardewerk uit de 2e eeuw n.Chr. op het landgoed. Ook is in 1816 een pot Romeinse penningen gevonden met de afbeelding van keizer Hadrianus.

Medio 1600 waren alle gronden rondom buurtschap de Harten in eigendom van het klooster. In 1639 werden de gronden verkocht aan de Staten van het kwartier Veluwe en werd Hendrik van Essen tot holtrichter aangesteld. Na zijn overlijden in 1650 kwamen de gronden in eigendom van zijn dochter Swane Penseè die trouwde met Willem Joseph van Ghent, luitenant-admiraal op de Nederlands vloot. Toen hij in 1672 sneuvelde werd zijn weduwe eigenaar van alle goederen en zij kocht nog meer goederen aan. Toen zij ten slotte overleed liet zij de eigendommen na aan haar twee zoons: Willem Joseph en Frederik Hendrik. De grond werd verdeeld tussen de broers en Willem Joseph stichtte op zijn grond Landgoed de Keijenberg.

Landgoed Quadenoord werd gevormd in 1703 toen Frederik Hendrik van Gent het landgoed in de leenregistersinschreef. Het landgoed bestond toen uit het huis zelf, het erf tot Harten, het erf Everwijnsgoed, een erf Suiderenk, de broeklanden in het Renkumse Broek en een uiterwaard genaamd de Rietkamp. In 1714 overleed Frederik Hendrik van Gent en werd diens zoon Tjaert Cornelis eigenaar. Toen hij al in 1723 overleed werd zijn zuster Margaretha Maria eigenaar. Doordat zij minderjarig was werd ze onmondig erfgename en nam haar broer voor haar waar. Toen ze meerderjarig werd huwde ze met Michael Onuphrius thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg en werd het landgoed, samen met de Keijenberg, eigendom van de Friese familie thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren en na het overlijden van Frederik Willem kreeg Wilco Tjalling Camstra thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg alle grond in bezit. Doordat het economisch slecht ging was hij genoodzaakt alle percelen ten zuiden van de huidige Bennekomseweg te verkopen zoals de bebouwing Bergerhof, het erf Everwijnsgoed en diverse papiermolens. Uiteindelijk werd ook het landgoed zelf verkocht in 1791 aan Adolph Troost, en na zijn dood door zijn weduwe in 1809 aan W. de Groot. De Groot verkocht in 1810 alweer het landgoed aan Andries Willem graaf van Hogendorp (1780-1855). Van Hogendorp verkocht in 1828 Quadenoord aan P.A. van de Veer, die het toevoegde aan de landgoed “de Beken”.

In 1872 werd de grond verkocht aan de Wageningse kantonrechter F.C.W. Koker. Door de heer Koker werden grote delen heidegebied ontgonnen en tot bouwland gemaakt. In 1922 kocht de familie van de heer J.G. Huy uit Leiden pas ontgonnen uitgestrekte velden ten noorden van het landgoed waarmee het landgoed tot aan de Rhijnspoorweg strekt.

Bron: Wikipedia

1703

Frederik Hendrik Baron van Gent is beschreven als eerste eigenaar van de papiermolen Kwadenoord. Het gebied Kwadenoord wordt ook wel eens weergegeven als Quadenoord. De van oorsprong papiermolen was een bovenslag watermolen en werd aangedreven door de Renkumsebeek.

1709

Reynder van Marle eigenaar opstal. Reynder was in 1699 getrouwd met Evertje Peters. Als rond 1700 de onderste molen op het Loo wordt afgebroken vertrekken Reinder en Evertje naar Renkum naar de molen bij herberg de Bock. In 1715 legden ze de molen bij de oude kerk. Alle papiermolens werden verpacht en zelf woonden ze mogelijk op de Hartense korenmolen.

1715

Lubbert (Jansen) – pachter en papiermaker.

1717

Cornelis van Schoonhoven eigenaar opstal en papiermaker. Cornelis is in 1717 getrouwd met Petertje Jansen. Cornelis en Petertje kochten de opstal van de molen in 1717 voor 2500 gld. Ze woonden toen al op de molen. Cornelis heeft jaren op deze molen gewerkt. Na het overlijden van Petertje Jansen in 1737 hertrouwd Cornelis in 1738 met Geertje Meijer. Cornelis en Geertje probeerden de molen te laten veilen op 16-3-1745 maar hier werden geen kopers voor gevonden. Op 22-3-1745 werd de molen alsnog verkocht aan Paul Schut en Elisabeth Lubbers.

1745

Paul (Pouwel) Schut eigenaar opstal en papiermaker. Paul is in 1728 getrouwd met Elisabeth Lubbers. Ze krijgen 8 kinderen; Hester, Lunnertus, Beetje, Marten, Reinder, Cornelis, Hemdrick en Neeltje.
Paul en Elisabeth waren ook eigenaar / pachter van de papiermolens Het Klooster en Molen op de Hemelse berg.
n 1745 kregen Pouwel en Elisabeth de Kwadenoord in hun bezit. Na de dood van Pouwel ging deze molen naar de zoon Hendrick en de dochter Neeltje. In 1791 kregen die ook de molenrechten en de grond in eigendom.

Bron Gelders Archief

Bron Gelders Archief

1766

Hendrik en Neeltje Schut eigenaren en papiermakers. Zowel Neeltje als Hendrik zijn altijd ongehuwd gebleven en hebben altijd samen de molen gerund.

1815

Nicolaas Pannekoek – eigenaar. Nicolaas is getrouwd met Johanna Prins. Ze krijgen 7 kinderen waarvan er 3 (Neuy, Stephanus Johannes, en Nicolaas) verder gaan in de papiermolens rond Renkum en Heelsum.
Na het overlijden van zijn vader zet Nicolaas samen met zijn broer Stephanus Johannes en zijn moeder het bedrijf op de Heelsumse molen voort. Nicolaas zette op den duur het bedrijf alleen voort. Hij maakte ongeveer 7000 riem papier per jaar. Volgens Genlias is Johanna overleden in 1855, doch op de grafsteen staat dat Johanna is overleden in 1853. Johanna en Nicolaas liggen samen begraven in een familiegraf met hun zonen Nicolaas en Neuy bij de Kerk in Heelsum.
Tot 1872 is Hendrik Capel – meesterknecht.

1872

Gerrit van Maanen wordt eigenaar en is landbouwer. Na 1872 werd de molen omgebouwd tot een korenmolen, die twee jaar later afbrandde. Er kwam een kleinere korenmolen voor in de plaats met twee maalstoelen. Een voor het malen van mais als voer voor 4 sleperspaarden van de boer/molenaar/slepersbedrijf, deze maalstoel maalde dag en nacht.

1875

F.C.W. Koker -eigenaar.
Met de ander maalstoel werd rogge gemalen en werden een dorsmachine, hackselmachine, en een kammolen aangedreven. Toen de ENKA Ede pop grote diepte water ging oppompen daalde de grondwaterstand sterk waardoor en onvoldoende waterkracht was voor de tweede maalstel. In 1912 werd een machinehuis aangebouwd met een benzinemotor die de maalstenen voor de rogge ging aandrijven. Rond 1935 werd het rad afgebroken en daarna verviel het gebouw steeds verder. In 1994 stopte de bijzondere houten kap in.
De oude watermolen op het landgoed Quadenoord is al jaren onderwerp van gesprek Al jaren bestaat het plan om de molen te restaureren.

Bronnen:
Molendatabase.org
Genealogie Site van Jeroen en Gerdien Nikkes. (member.chello.nl)
Genealogieonline.nl

Bron H.Voorn Papiermolens in Gelderland Overijssel en Limburg 1985