kadasterkaart de Veentjes

1757

De molen werd nu verpacht; de eerste ons bekende pachter- maar hij kan nog een voorganger hebben gehad- was Reijnder Pouwels Schut, in december 1727 geboren te Oosterbeek geboren als zoon van Pauwel Martens Schut papiermaker op de Elshegge aan de Gielenbeek in Oosterbeek en Elisabeth (Lijsbeth) Lubbers; de ouders hebben zich in 1745 gevestigd op de Eerste Kwadenoordse molen.
Hoewel Reijnder op de molen op de Elshegge in Oosterbeek is geboren, heeft hij het grootste deel van zijn jeugd doorgebracht op de Kwadenoordse molen in Renkum, die zijn ouders in 1745 hadden gekocht. Daar heeft hij net als zijn broers het vak van papier maken geleerd. Toen hij 23 jaar was werd het tijd om op eigen benen te staan en pachtte hij in Heelsum de molen De Veentjes, die hij later op 30 september 1772 van Mr Engelbert van Eck kocht voor een bedrag van 3000 gulden. Reijder had 200 gulden contant geld en een obligatie van 1000 gulden op naam van Geertje Reinders, weduwe van Hendrik Alberts, zodat een lening van 1800 gulden moest worden aangegaan bij de verkoper Mr.Engelbert van Eck
Hij trouwde op 31 mei 1762 in Heelsum met Hendrikje Alberts, dochter van Albert Hendriks, die “jager op de Doornweert in dienst van Excellentie den heer Graeve van Aldenburg” en van Jenneken Jansen Schut. Hendrikje was in Heelsum gedoopt Op de papiermolen De Veentjes hebben gewoond en gewerkt en zijn al hun kinderen geboren. Totdat Reijnder in grote financiële problemen kwam en hij de molen wel moest verkopen om zijn schulden af te lossen. Hij verkocht op 24 mei 1792 de molen De Veentjes voor een bedrag van 3900 gulden aan zijn neef Pouwel Schut, zoon van zijn broer Marten Pouwels Schut. Daarmee kon hij drie belangrijke leningen aflossen te weten 2500 gulden aan Marten Schut die papiermaker was op de Sonsbeekse molen in Arnhem, 860 gulden aan Jan ter Hoeven en 500 gulden was bestemd voor de Vrouwe van Doorwerth. Deze laatste lening had Reijnder afgesloten ten behoeven van zijn innocente (geestelijk gehandicapte) zoon Pouwel. De Vrouwe van Doorwerth was zo met zijn lot begaan, dat ze besloot de lening van 500 gulden kwijt te schelden en in een gift om te zetten. Hiermee waren nog niet alle schulden van tafel, hetgeen blijkt uit een akte van dezelfde datum, waarin de kinderen en de voogden van de nog minderjarige kinderen van de inmiddels overleden Hendrikje Alberts de erfenis van hun moeder repudiëren (verwerpen), wat betekend dat de schulden groter waren dan het bezit.

Bron:
H. Voorn. De papiermolens in Gelderland, Overijssel en Limburg.
Geertje Schut, haar nakomelingen in en op papier. Ton van der Meer. 2016